The restructurings at Delhaize and ING show that companies are doing everything they can to avoid collective dismissals in order to ultimately feed the culture of buying off and writing off talent. While transformation should instead force us to invest in scarce talent.
Wat hebben ING en Delhaize gemeen? Beide grootbedrijven gaan door een transformatie die vele werknemers overbodig maakt. Beide vermijden daarvoor elk collectief ontslag. Zoals algemeen bekend, organiseert Delhaize een grootschalige verzelfstandiging van zijn winkels. Bij commerciële overnames komt het winkelpersoneel automatisch bij de overnemers terecht. Vaarwel sociaal passief, maar wel zonder ook maar één ontslag. Idem bij ING. De bank moet door een zoveelste herstructurering maar betaalt haar oudere werknemers tot vier jaar loon om vervroegd te stoppen en thuis te blijven.
De moraal van dit HR-verhaal is dat bedrijven er alles aan doen om de fameuze Wet Renault te ontlopen. In de nasleep van de plotse eenzijdige sluiting van de Renaultfabriek te Vilvoorde in 1997 moest een bijzondere wet garanderen dat geen enkel collectief ontslag nog zonder voorafgaandelijk akkoord van een bedrijfsvakbond kon plaatsgrijpen. In de praktijk betekent dat vetorecht bijna altijd lange en dure ontslagrondes en bijna nooit een alternatieve transformatie zonder collectief ontslag. Dat ING maar liefst vier jaar loon ophoest om personeel uit te wuiven zonder ontslagronde, spreekt boekdelen over die perverse effecten.
De vaststelling is ook dat vakbonden hun machtspositie bij collectief ontslag vooral gebruiken voor het afdwingen van hoge ontslagvergoedingen. Sociale vrede wordt in België letterlijk afgekocht met premies op weg naar de deur. Betalen voor outplacement, begeleiding en activering bestaat omdat het deels wettelijk verplicht is, maar het is niet meer dan een echo, de appendix van een herstructureringscultuur die een afschrijfcultuur blijft. Zelfs bij Delhaize, waar de werknemers naadloos overgaan naar een volgende werkgever, blijft de omvang van premies de resterende inzet van het conflict. Of hoe de afschrijfcultuur van de Wet Renault een operatie inhaalt die intrinsiek alles in zich had om over loopbaancultuur te gaan: over de vraag welke steun een grote werkgever kan bieden aan ex-werknemers in een nieuwe fase van hun loopbaan.
Loopbaancultuur is nochtans broodnodig. Iedereen kent intussen de demografische realiteit van de vergrijzing, de oplopende arbeidskrapte en de structurele mismacht tussen vacatures en werkzoekenden. We zouden elke bedrijfsherstructurering moeten aangrijpen om maximaal in mensen en hun loopbanen te investeren. We doen het tegendeel. De vakbonden verzetten zich al decennialang tegen een beleidsagenda voor langer werken. Op de bedrijfsvloer kunnen ze die agenda afdwingen, met dank aan de Wet Renault. Werkgeversorganisaties pleiten al decennialang voor langer werken maar als puntje bij paaltje komt, doen de werkgevers op het terrein uit nood het omgekeerde.
De perverse effecten van zovele afschrijfprecedenten zijn een nefaste arbeidsmarktcultuur die oudere werknemers als out behandelt. Vakbonden die strijden voor zware ontslagpremies, werkgevers die plooien en zelfs inactiviteit subsidiëren: allemaal projecteren ze het imago van de afgeschreven 55-plusser. Allemaal onderhouden ze de latente en manifeste leeftijdsvooroordelen die zowel leeftijdsdiscriminatie als arbeidsmoeheid cultiveren. Zelfs de ontrading van zware belastingen op vergoedingen voor pseudobrugpensioen kan daar niet tegen op. Betalen om te stoppen blijft de weg van de minste weerstand.
Na zovele desillusies moeten zij die geloven in het ontplooien van talent en in moderne loopbanen stilletjes hopen op een simpel verbod. Het tegendeel lijkt echter realistischer. Wetsvoorstellen grijpen het conflict bij Delhaize aan om de Wet Renault uit te breiden naar kleinere herstructureringen en naar franchisering. Als er ook een Wet Delhaize komt, dreigt die de perverse afschrijfcultuur in ons land nog te verergeren.
Column verschenen in Trends van 6 oktober 2023