Europa neemt de vlucht vooruit in de regulering van AI. Dat is niet goed voor AI, voor Europa en voor de wereld. De regulering van AI is nodig en wenselijk. Maar ze moet het potentieel van AI om de mensheid te verbinden, te verheffen en te emanciperen omarmen, niet doodknijpen.
Zeven maanden zijn verstreken sinds GPT – de ‘generatieve voorgetrainde transformator’ – internetdata in rudimentaire artificiële intelligentie (AI) kan transformeren. Nooit eerder is een technologische vernieuwing zo snel door zovelen opgepikt, met dank aan de bestaande internetplatformen en aan mobiele data, gecombineerd met een business model dat betaalbaar of zelfs gratis is. Het is nog te vroeg om de richting en de impact van deze transformatie te kunnen voorspellen, maar het potentieel van AI voor zowat alle domeinen van kennis, kunde, creativiteit en activiteit is gigantisch – daaraan twijfelt niemand.
Eén herkenbaar patroon heeft zich wel al meteen herhaald: Amerika blinkt uit in ondernemen en Europa blinkt uit in reguleren. Het zakenblad Forbes lokaliseert 44 van de 50 meest belovende AI-bedrijven wereldwijd in de Verenigde Staten, de rest is gelijk verdeeld tussen Canada, het Verenigd Koninkrijk en Israël. Let wel: het gaat hier over de sterkste vernieuwers. De dominantie van Amerika in Big Tech tellen we zelfs niet mee. De vijf Amerikaanse giganten investeren samen honderden miljarden aan AI – een waarachtig historische R&D bonanza. En ze zijn ondertussen met zes: de Amerikaanse chipproducent Nvidia nadert dankzij AI de nog steeds ongelofelijke grens van 1000 miljard dollar beurswaarde.
Over naar het Europese continent. Daar floreren nog geen doorbraakbedrijven en geen tech-giganten maar wel de regulators. De Europese Commissie probeert in sneltreinvaart een aangepaste AI-wet door de Brusselse molen te draaien. Dat ontwerp moest oorspronkelijk dienen voor delicate grensdomeinen zoals medische toepassingen, bankleningen en HR-processen. Nu wil de Commissie de basismodellen voor AI verantwoordelijk maken voor de risico’s van al hun toepassingen, zelfs al hebben ze daarover geen enkele controle, bovenop beperkingen in datagebruik.
De Europese voortvarendheid is niet neutraal. Overal ter wereld wordt bediscussieerd hoe de mensheid het best kan omgaan met artificiële intelligentie. Zelfs de technologiebedrijven zijn vragende partij voor wettelijke bandbreedtes. Op de recente G7-top in Japan werd het ‘Hiroshima AI proces’ gelanceerd om internationale regulering en toezicht te onderzoeken. Europa wil meteen een Europees precedent scheppen. Dat zou de rest van de wereld sturen, want de Europese regeldrift in technologie gaat typisch verder dan elders. Het zou de AI-bedrijven dwingen om zich te plooien naar Europese normen, misschien zelfs tot het vestigen van datacentra in Europa voor hun Europese activiteiten. Het is geen toeval dat zowel Sam Altman als Sundar Pichai, CEO van respectievelijk OpenAI en Google, vorige week op charmeoffensief door Europa trokken.
De Europese Unie gebruikt haar grote consumentenmarkt politiek als een hefboom voor Europese macht in een sector waar Europa economisch competitiviteit mist. Ze deed eerder hetzelfde met dataprivacy en internetplatformen. Zo dwingt de Europese bureaucratie Amerikaanse technologiebedrijven onrechtstreeks tot investeren in Europa, op straffe van miljardenboetes, terwijl ze rechtstreeks haar regulering opdringt als internationale norm. Dat verstoort de relatie tussen Europa en de Verenigde Staten, die nochtans een trans-Atlantische technologieraad delen.
De Europese reguleringsdrang ondermijnt ook het potentieel van AI voor de rest van de wereld. Zoals het internet zelf, is AI gebaat bij een transnationaal gelijk speelveld zonder grenzen. De beste AI-regelgeving is mondiaal, inclusief mondiaal toezicht. Het internet zou nooit het internet zijn geworden dat we kennen en waarvan we houden zonder het wereldwijde web dat over grenzen heen dezelfde informatie en diensten biedt. Europa zou met Amerika moeten streven naar een open en gedeelde AI-toekomst. Daarmee zouden we ook een warm toekomstperspectief bieden in tijden van koude oorlog en geopolitiek conflict.
In plaats daarvan staat Europa aan de kant van… China, dat zelf ook een AI-wet voorbereidt. Die gelijkt zowaar op… de Europese. Ook China wil AI-producenten aansprakelijk maken voor de risico’s veroorzaakt door AI-consumenten. Logisch voor een land waar technologiebedrijven een verlengstuk zijn van het regime en waar het internet alleen gecensureerd en achter een Chinese muur bestaat. China wil een regime-AI met AI-bedrijven als gemandateerde censoren. Dat Europa spontaan en autonoom een analoge China-aanpak verkiest, zegt veel over de ontsporing van onze wereld en over het dogmatisme in de Brusselse bubbel. De regulering van AI is nodig en wenselijk. Maar ze moet het potentieel van AI om de mensheid te verbinden, te verheffen en te emanciperen omarmen, niet doodknijpen.
Full tekst van column uit Trends van 1 juni 2023.