top of page

Ja, de globalisering is voorbij

Internationaal handel voeren en investeren blijven bestaan, maar de globalisering is voorbij. Daar moeten zowel landen als bedrijven de nodige strategische conclusies aan verbinden.

Sinds ik in columns het einde van de globalisering verkondig, word ik vaak geconfronteerd met de vraag wat dat nu eigenlijk betekent. Internationale handel en buitenlandse investeringen zijn toch niet dood en begraven? Handelsakkoorden en de instellingen voor regionale of mondiale economische samenwerking zijn toch intact?


Allemaal juist. Maar wat voorbij is, is de ambitie voor een inclusieve handelsgemeenschap die zoveel mogelijk landen en regimes betrekt – de ambitie die bijvoorbeeld communistisch China liet aansluiten bij de Wereldhandelsorganisatie eind 2001. Wat voorbij is, is het promoten van vrijhandel als een groeidoel op zich, zelf de reflectie van een overtuiging dat markten en handel zich best los van politieke interferentie ontwikkelen. Wat voorbij is, is een internationale consensus om de wereld op basis handel, regels en rechten geleidelijk inniger met elkaar te verbinden.


Let wel: dat waren allemaal ideaalbeelden, niet noodzakelijk de werkelijkheid. Maar wel richtinggevend. Gedragen door landen en instellingen, nationale en internationale elites, en bovenal door de Verenigde Staten. Contrasteer dat met de nieuwe realiteit. In plaats van inclusie telt nu exclusie. Amerika, China, Europa en andere landen of regio’s met draagkracht willen nu eerst en vooral autonomie en veiligheid. Vrijhandel staat voor onderlinge afhankelijkheid. We willen nog de handel die past in een gesloten circuit dat strategische autonomie en nationale veiligheid ondersteunt.


Of het nu gaat over technologie, grondstoffen of energie: internationale waardetekens en geldstromen zullen steeds meer onderliggende politieke strategie reflecteren, steeds minder de vrije allocatie van investeringen en middelen door bedrijven. Dat komt ook omdat overheden zichzelf weer achter het stuurwiel van de economie hebben gehesen. Of het nu is om het klimaat te redden, om de technologieketen te domineren, om eigen nationale bedrijfskampioenen te maken, of om een middenklasse van nieuwe industriële jobs te kweken: overal politiseren landen economische ontwikkeling en sturen ze de economie actief richting publieke doeleinden.


In plaats van de wereld via een steeds gelijker commercieel en financieel speelveld steeds dieper te verbinden, wordt de wereld verdeeld en uiteengedreven door nationalisme en machtsblokken. Internationale handel en investeringen worden onderschikt gemaakt aan de internationale politiek die klopt op het ritme van grootmachten- en regionale concurrentie. Het inruilen van geopolitieke consensus voor conflict kwam eerst, het inruilen van vrijhandel voor ontkoppelen, risicominderen, nabij-shoring of verankeren – allemaal variaties van deglobaliseren – volgde. Beide voeden en versterken elkaar.


Voor alle landen betekent het einde van de globalisering de noodzaak van een nationale visie die economie, autonomie en veiligheid verbindt. Tussen markt en macht, technologie en wapens, energie en veiligheid, geld en geweld, bestaat geen strategisch onderscheid meer. In Europa is handel de exclusieve bevoegdheid van een Europese Unie die niet is gemaakt om handelsakkoorden als de extensie van geopolitiek en -strategie te coördineren. De spagaat tussen die oude Unie en de nieuwe wereld wordt gedicht met crisisbeleid waarin de grote lidstaten vaak doorwegen.


Kleinere Europese landen als België, die hun internationale slagkracht juist via Europa moeten verwerven, moeten proactief waakzaam zijn. Internationale handelsrelaties worden strategische relaties: selectiever maar ook dieper dan de globalisering. Daarin moeten zowel landen als bedrijven zorgvuldig kiezen. De keuzes die we de komende jaren nemen, maken of fnuiken de investeringsstromen waarvan onze toekomstige welvaart afhangt. Zijn we ons daarvan bewust?


Column uit Trends van 22.06.2023


Terug
bottom of page